Michiel de Ruyter is samen met Zwartboek en Soldaat van Oranje zo ongeveer de dikste film die er de afgelopen 40 jaar gemaakt is in ons land.
De Ruyter is niet zomaar iemand, hij is voor Nederland wat Che Guevara voor een Cubaan is. Een historische figuur die je recht wilt doen met een goede film en niet een derderangs prutsproductie. Iemand kwam op het lumineuze idee om de film een on-nederlands patriottische toon te geven. En wie kan je daar beter voor vragen dan een regisseur die jarenlang in de US van A heeft gewerkt, waar ze op basisscholen elke ochtend de vlag hijsen en het volkslied zingen met het hand op het hart.
Alle zeeslagen ten spijt, is het meest opvallende moment in de film dan ook de buitengewoon nationalistische monoloog van Barry Atsma als Johan de Witt. Een speech die de Nederlandse equivalent is van het beroemde “we will not go down quietly into the night” uit Independence Day. In het huidige maatschappelijke klimaat voert Oikofobie de boventoon en het komt als een volkomen verrassing dat je in een Nederlandse film een speech ziet waarvan je denkt: “zo, eigenlijk is Nederland best wel heel tof om in te wonen”.
Als je daarvan bekomen bent, is er natuurlijk nog enorm veel te beleven in de film. De zeeslagen zijn natuurlijk de publiekstrekker en de hamvraag is hoe je dergelijke enorme gebeurtenissen goed kunt overbrengen met een bizar klein budget. Antwoord: Roel Reiné doet het.
Vraag niet hoe, maar het komt over. Als je heel kritisch kijkt zie je dat hij bijvoorbeeld de ‘helikopterview’ CGI vanaf slechts één hoogte heeft laten maken. Soortgelijke overzichtsshots komen de hele film weer terug. Personages worden vaak van onderaf gefilmd zodat de honderden (CGI) schepen die zich achter hem bevinden, niet onnodig vaak in beeld hoeven. Maar dat is niet storend.
Wel is het vreemd dat ondanks de vele inslagen van kanonskogels, de schade beperkt blijft tot handjes zaagsel die voor de cameralens gegooid worden. In Hollywood zouden er aardig wat ledematen door de lucht vliegen, maar wellicht is het beperkte budget ook hier debet aan. Maar net als je als kijker denkt: ik wil wil wel wat bloed zien, krijg je een scène die zo’n beetje de bloederigste is die ooit gemaakt is in Nederland. Het is natuurlijk allemaal gebaseerd op historische feiten, maar de stijlbreuk met de rest van de relatief ‘brave’ film is een heel vreemd moment.
Alle acteurs doen het uitstekend, de dikkerd uit de Jumbo reclame incluis. Zijn morrende houding van held tegen wil en dank is prachtig om naar te kijken. Reiné permitteert zich wat visuele grapjes door er zeker drie beroemde Nederlandse schilderijen in te verwerken. Erg leuk gedaan.
Wat bijblijft is tweeledig – de verbazing over wat Reiné weet neer te zetten met de habbekrats aan subsidie van het filmfonds en dat we eigenlijk wel wat trotser op ons land en zijn geschiedenis mogen zijn.
4,5 sterren
0 reacties